Video impressie Nederlands IJzermuseum
LEES MEERIJzer heeft veel vooruitgang gebracht. Denk je eens in, als er geen ijzer bestaan had. Er was geen Eiffeltoren in Parijs, er was geen Waalbrug in Nijmegen, er was geen gewapend beton in uw woning, u had geen schaar in uw keukenla en u had geen c.v. in uw huis. Pas de uitvinding van kunststof heeft het ijzer en staal enigszins teruggedrongen, maar toch is een wereld zonder ijzer niet goed denkbaar.
Het Nederlands IJzermuseum (NIJM) is ontstaan in de regio, waar in de 17e eeuw de ijzerindustrie in Nederland begon: de Achterhoek. In Ulft – 10 kilometer van Doetinchem- hebben verschillende ijzergieterijen gestaan. In één daarvan is nu het DRU-industriepark gevestigd. Op dat park vindt u onder meer het NIJM: een museum dat verspreid is over verschillende plekken en gebouwen binnen dat DRU-industriepark. Het NIJM is dus een decentraal museum. Het DRU Industriepark aan de Oude IJssel in Ulft is een eeuwenoud industrieel erfgoed, rijksmonument, waar al meer dan 250 jaar met ijzer werd gewerkt. Waar kun je beter de geschiedenis van het ijzer vertellen dan hier?
Het NIJM is al tientallen jaren bezig met het verzamelen en exposeren van ijzerproducten. Het museum brengt de historische ontwikkeling van de ijzerindustrie in beeld en wil belangstelling wekken voor en alles wat daarmee verband houdt. Aan de hand van tientallen voorwerpen die in Nederlandse ijzergieterijen zijn gemaakt, wordt een beeld geschetst van de uitvinding van het ijzer gieten, van de technieken die gebruikt werden voor het maken van fraaie gebruiksvoorwerpen, van de vooruitgang die die nieuwe handigheidjes opleverden voor het dagelijks leven. Aan de huishouding, maar ook aan de ontwikkeling van auto’s en fietsen, de bouw van huizen en bruggen is de ijzerindustrie te pas gekomen. De sociale omstandigheden van de arbeid in deze zware industrie vanaf de 18e tot en met de 20e eeuw komen eveneens aan bod in het museum.
DRU staat voor Diepenbrock en Reigers Ulft. De families Diepenbrock en Reigers pachtten in 1772 de hoogoven/ijzergieterij die in 1754 door een viertal investeerders was opgericht: de heren Henning, Bögel, Roukens en graaf Johan Baptist van den Bergh. Zij hadden een goede plek gekozen voor hun ‘ijzerhut’. Er zat ijzer in de grond (oer). Boeren die dat aantroffen bij het ploegen, brachten de brokken naar de fabriek, waar het ijzer in een hoogoven uit de zandige klompen gesmolten werd. De hitte die voor dat proces nodig was (1500 graden Celsius) kwam van houtskool, een product dat door kolenbranders en soms diezelfde boeren gestookt werd in zgn. meilers. Het hout dat ervoor nodig was, was in de Achterhoek toen nog ruimschoots aanwezig.
Voor het bereiken van de hoge smelttemperatuur was noodzakelijk dat het vuur van de hoogovens stevig werd aangeblazen. Dat deden ze met enorme blaasbalgen. Voor het in beweging brengen van die blaasbalgen was een handige oplossing bedacht: waterkracht. Een watermolen leverde de energie om de lompe blazers aan de gang te houden. Dat water was in de Achterhoek ook aanwezig. Van de rivier de Oude IJssel werd een molenbeekje afgetapt die over het fabrieksterrein stroomde. En zo waren alle omstandigheden gunstig voor het ontstaan van een ijzerindustrie in de Achterhoek: grondstof (oer), brandstof (houtskool), energie (water).
En arbeiders natuurlijk, die waren ook nodig. Die waren er aanvankelijk genoeg in de eigen streek, maar al gauw kwamen van heinde en ver mensen die om werk verlegen zaten naar de Achterhoek: van Friesland en van Brabant, van Twente en van Holland. Zelfs kinderen van 14 jaar werkten in de fabrieken.
De stichters van de eerste ijzergieterijen waren niet de laatsten die een belangrijke innovatie brachten naar de Achterhoek. In veel van de bedrijven die de spin-off waren van die fabrieken werd naar hartelust geïnnoveerd. Het NIJM laat verleden, heden en toekomst van de maakindustrie zien. Dus ook de robotisering en de 3D-printers. Veel ondernemers uit de regio stellen graag hun vernieuwingen beschikbaar. U gaat vast naar huis met de vaststelling dat u niet wist dat er uit de Achterhoek zoveel vernieuwends komt.